Blog | 27 Juni 2025

Tussen verdraagzaamheid en republicanisme

Nieuwe gegevens over de geschiedenis van de collegianten

Door Francesco Quatrini

In de bibliotheek van de Remonstrantse Gemeente Amsterdam, bewaard in het Allard Pierson, ligt een handschrift dat verbonden is met de geschiedenis van de collegiantenbeweging (Hs. I H 15). De collegianten waren een protestants-christelijke groepering die rond 1619 in Nederland ontstond en functioneerde zonder gezag van kerk of staat. Hun bijeenkomsten stonden bekend als “collegien”, vandaar de naam “collegianten” voor de hele groep. Ze worden ook wel Rijnsburgers genoemd, naar het dorp Rijnsburg bij Leiden, waar zij hun eerste college vestigden. Historici uit de vroegmoderne tijd besteden steeds meer aandacht aan de geschiedenis van deze beweging, vanwege het unieke karakter van hun bijeenkomsten. Zij kwamen samen zonder aangestelde predikanten en er was geen geloofsbelijdenis vereist om deel te nemen. Ze praktiseerden een vorm van vrijheid van meningsuiting die zij “vrijheid van profeteren” noemden: de vrijheid om de Schrift te lezen en deze naar eigen inzicht en overtuiging te duiden. Dit ging gepaard met een ruime verdraagzaamheid voor uiteenlopende religieuze opvattingen. Ze kwamen bijeen op basis van gelijkwaardigheid, ongeacht sociale, culturele of religieuze verschillen.

Het handschrift in het Allard Pierson werd in 1801 geschreven door Gerard van Nijmegen, een collegiant uit Rotterdam. Hij was de broer van Elias van Nijmegen, die in 1775 de eerste geschiedenis van de collegiantenbeweging schreef, getiteld Historie der Rijnsburgsche vergadering. Elias van Nijmegen overleed in 1781, en in 1801 besloot zijn broer Gerard een aanvulling te schrijven op de Historie, die 26 jaar eerder was verschenen. Het handschrift is verdeeld in twee hoofddelen: het Byvoegsel op de Historie der Rhynsburgsche Vergadering (p. 1–54), waarin onder meer een toespraak is opgenomen van Jacob van Eems, een arts uit Leiden (p. 13–54); en de Aanteekeningen wegens de Vergadering der Collegianten te Rotterdam (p. 55–97).
 

Het Byvoegsel op de Historie der Rhynsburgsche Vergadering 

Aanteekeningen wegens de Vergadering der Collegianten te Rotterdam 

Het Byvoegsel op de Historie der Rhynsburgsche Vergadering bevat gegevens over de vergaderplaatsen van de collegianten in Rijnsburg, waar de doop door onderdompeling plaatsvond, en een lijst van personen die daar in de achttiende eeuw werden gedoopt. Daarbij moet worden opgemerkt dat de collegianten deze ceremonie niet als uitsluitingsgrond beschouwden: ook wie niet in Rijnsburg was gedoopt, was welkom in hun bijeenkomsten. Verder bevat het gegevens over de geschiedenis van de beweging tussen 1781 en 1801. Het langste en mogelijk meest interessante deel van het Byvoegsel is een transcriptie van een preek uitgesproken in Rijnsburg in 1757. Van Nijmegen betreurde het dat de belangrijkste toespraken die daar gehouden werden niet waren opgeschreven en uitgegeven, want dat zou zowel de waarde en geleerdheid van de sprekers hebben erkend, als de betekenis van het lokale college hebben benadrukt. Om die reden besloot Van Nijmegen een toespraak op te nemen die hij in zijn bezit had: een preek van Jacob van Eems, uitgesproken vóór de viering van het Avondmaal op zondagochtend 29 mei 1757. Het centrale thema van de preek is christelijke verdraagzaamheid.

Aanteekeningen wegens de Vergadering der Collegianten te Rotterdam bevat belangrijke informatie over waar en wanneer de collegianten in Rotterdam bijeenkwamen, wat zij tijdens deze bijeenkomsten deden, en een lijst van sprekers die daar in de achttiende eeuw preekten, tot aan de sluiting van het college in september 1787. Het belangrijkste onderdeel van deze Aanteekeningen is wellicht de informatie over de redenen waarom de bijeenkomsten in Rotterdam werden gestaakt. Twee van hun woordvoerders, Cornelis van den Bosch junior en Pieter de Koker, waren betrokken bij de patriottische beweging en bekleedden belangrijke functies in de stad Rotterdam. Volgens Van Nijmegen waren ook veel andere leden geneigd tot patriottische denkbeelden, zoals Jan Verveer, een dichter en broer van Jacob Verveer, een andere belangrijke woordvoerder onder de Rotterdamse collegianten in de achttiende eeuw. Toen het Pruisische leger Rotterdam binnentrok en Willem V als stadhouder werd hersteld, ondervonden de collegianten de gevolgen van hun politieke voorkeur. Van den Bosch en De Koker zagen zich hierdoor genoodzaakt in ballingschap te gaan naar Brussel, waar ze in 1788 overleden.

De betrokkenheid van sommige Rotterdamse collegianten bij de patriottische beweging lijkt een nieuwe wending te zijn in de geschiedschrijving ervan. Toen de historicus Jacobus van Slee in 1895 zijn geschiedenis van de collegianten schreef, benoemde hij deze betrokkenheid niet. Ook twee belangrijke achttiende-eeuwse publicaties, namelijk verzamelingen van preken die tussen 1780 en 1782 in het Rotterdamse college werden gehouden, werden niet genoemd. Van Nijmegen verwees echter naar de titels van deze publicaties op de laatste bladzijden van het handschrift. Dit document opent nieuwe onderzoeksrichtingen die licht kunnen werpen op de geschiedenis van de Nederlandse collegiantenbeweging in de jaren voorafgaand aan de Franse Revolutie.

Francesco Quatrini
Francesco Quatrini promoveerde in 2017 aan de Universiteit van Macerata (Italië) met een proefschrift over het leven en denken van de collegiant Adam Boreel. Daarna was hij werkzaam aan Queen’s University Belfast, de Universiteit van Napels L’Orientale en University College Dublin. Momenteel is hij universitair docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zijn onderzoek richt zich op protestantse dissidenten uit de vroegmoderne tijd, zoals de collegianten en de socinianen, en op de wisselwerking tussen hun praktijken en ideeën.

Vertaald door: Gwendolyn Verbraak