Karel Holles ‘Schets-Taalkaarten’ van Indonesië, 1882-1894

Door: Floris Solleveld

Tussen 1882 en 1894 ontwierp de theeplanter, publicist en ‘honorair adviseur’ Karel Holle (1829-1896) vijf ‘schets-taalkaarten’ van Java, Sumatra, Bangka en de Riau-Archipel, de Kleine Soenda-Eilanden (Bali, Lombok, Sumbawa, Flores, Timor) en Celebes (Sulawesi). Hoewel een eigen initiatief van Holle, waren de kaarten samengesteld ‘naar gegevens verstrekt door ambtenaren van het Binnenlands Bestuur, en met medewerking van het Topografisch Instituut te Batavia’, en werden ze gepubliceerd als bijlagen van het jaarlijks Koloniaal Verslag. Op deze kaarten staan in verschillende kleurschakeringen taalgebieden en taalvarianten aangegeven, qua opmaak ontleend aan Robert Needham Cust, Sketch of the Modern Languages of the East Indies (1878). Op deze manier geven de kaarten een (versimpeld) visueel overzicht van de taalvariatie in Nederlands-Indië, voor zover uit Holles informatie bekend, en in het verlengde daarvan over etnische groepen en scheidslijnen.

Zoals alle thematische kaarten, en alle koloniale kaarten, en vooral koloniale thematische kaarten met betrekking tot culturele en etnische kwesties, roepen deze kaarten meer vragen op dan ze beantwoorden. Waar waren deze kaarten op gebaseerd, en wat geven ze weer? Buiten Java kende het koloniale Gouvernement in de 19e eeuw de archipel helemaal niet zo goed, en behalve de taalkaart van Java heten Holles kaarten dan ook met enig recht ‘schets-taalkaarten’. De taalvariatie in Indonesië is duizelingwekkend, met ook als je West-Papua niet meerekent meer dan tweehonderd talen en destijds gauw een dozijn verschillende schriftsystemen. 

Wat de ‘gegevens verstrekt door ambtenaren van het Binnenlands Bestuur’ waren is onduidelijk, want in Nederlandse archieven is er niks van bewaard. Holle zelf ontwierp in dezelfde jaren een taalenquête via een gestandaardiseerde woordenlijst; de resultaten voor uiteindelijk 234 talen/dialecten, verzameld tot in de jaren 1930, zijn postuum gepubliceerd als Holle Lists (10 dln., 1980-87). Maar die enquête werd pas uitgebracht in het jaar dat Holle zijn laatste kaart voltooide, en kan er dus niet ten grondslag liggen. De informatie die ik gevonden heb was vooral indirect, uit de correspondentie en verzamelingen van andere taalonderzoekers.

Wat deze kaarten weergeven is niet alleen een feitelijke vraag. Kaarten zoals die van Holle waren ook een uiting van visies op koloniaal bestuur en de ‘beschavingsmissie’. Hoewel Holle vroeg in zijn carrière de koloniale ambtenarij had verlaten om een theeplantage in de Preanger te beginnen, was hij onvermoeibaar met adviezen en initiatieven om dat bestuur en het lot van de Javaan te verbeteren, en kon daarbij een beroep doen op het informatienetwerk van het Gouvernement. De taalkaart van Java ging gepaard met kaarten op dezelfde schaal van bevolkingsdichtheid, grondgebruik en grondbezit (waarbij de laatste ‘communaal eigendom’, d.w.z. desa-landbouw in kaart brengt). Het is niet moeilijk hieruit een programma voor landhervorming af te lezen.

Het taalonderzoek in Nederlands-Indië valt te plaatsen in een koloniale kennisdriehoek: academische Indologie in Leiden (en aan de Indische Instelling in Delft); koloniale instellingen als Bataviaasch Genootschap en het Topografisch Instituut; en het taalkundige veldwerk van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) en de zendingsgenootschappen. Vooral dat NBG nam een opmerkelijke plek in, omdat het filologisch geschoolde vertalers uitzond naar Indië om daar met lokale klerken en taalleraren een soort vertaalfabriekjes in te richten. Het Gouvernement had ondertussen zijn eigen ‘taalambtenaren’ in dienst, waarvan er één Holle hielp met zijn kaarten van Sumatra en Sulawesi.
Vooral over die laatste kaart valt meer te vertellen. Het was zowel de meest visueel indrukwekkende als de minst betrouwbare van Holles kaarten: het ging hier om tientallen in elkaar overlopende talen met meestal (behalve Boeginees en Makassaars) enkele duizenden of tienduizenden sprekers. Tot aan de militaire ‘pacificatie’ van Midden-Celebes in 1905-06 was er weinig permanente aanwezigheid van Nederlanders in grote delen van het eiland. Daarna stelde de Bijbelvertaler Nicolaus Adriani een nieuwe kaart samen, met cijfers en getallen in plaats van gekleurde gebieden, om overlap tussen talen en onbewoonde gebieden duidelijker te kunnen aangeven. Hijzelf verzuchtte: “De taal hier houdt nooit op.”

 

Floris Solleveld

Floris Solleveld is cultuur- en wetenschapshistoricus, afgestudeerd in filosofie aan de UvA. Hij was in 2025 Allard Pierson cartografie-fellow. In zijn proefschrift The Transformation of the Humanities (Nijmegen, 2018) analyseerde hij hoe de vroegmoderne letteren in de 19de-eeuwse geesteswetenschappen veranderden. Als postdoc aan de KU Leuven onderzocht hij hoe in het koloniale tijdperk talen en volkeren wereldwijd in kaart werden gebracht door koloniale bestuurders, missionarissen en wetenschappelijke expedities; daarna werkte hij aan de University of Bristol binnen een groter AHRC/DFG-project over missiegeschiedenis en globale vertaalnetwerken.