In de periode 1870-1930 organiseerde de Duitse firma Hagenbeck volkerenshows, waarin niet-Westerse mensen werden vertoond voor een betalend publiek. Naar dergelijke mensvertoningen en de firma Hagenbeck bestaat inmiddels een omvangrijke literatuur. Duitse onderzoekers benadrukken de commerciële drijfveren van de firma en stellen dat er geen wezenlijk verband was tussen de Völkerschauen en het Duitse kolonialisme. Dit lijkt op te gaan voor de shows met mensen uit India en Sri Lanka, die immers Britse koloniën waren. Deze interpretatie gaat evenwel voorbij aan de bredere culturele en politieke context.
Koloniale fantasie
De eerste shows waarin Indiërs en Sri Lankanen werden vertoond (1883-1885), vielen samen met de periode waarin Duitsland een koloniale mogendheid werd (1884). Gedurende mijn fellowship beschouwde ik het materiaal in de Circuscollectie dan ook als de manifestatie van een Duitse ‘koloniale fantasie’, een concept van de historicus Suzanne Zantop. Zij beschrijft hoe Duitse schrijvers, wetenschappers en avonturiers vanaf de achttiende eeuw verbeeldingen creëerden over verovering en de interactie met niet-Westerse volken. Deze denkbeeldige verhouding werd uitgedrukt in stereotypen over mannelijkheid en vrouwelijkheid. In dit blog bekijk ik twee afbeeldingen uit het boek ‘Fünfundzwanzig Jahre in Ceylon’ (1922) van John Hagenbeck als een manifestatie van deze koloniale fantasie.

John Hagenbeck, Fünfundzwanzig Jahre Ceylon : Erlebnisse und Abenteuer im Tropenparadies (1922), p.17.
Afwezige arbeid
John Hagenbeck (1866-1940) organiseerde het merendeel van de volkerenshows met Indiërs en Sri Lankanen. Hij vestigde zich op Sri Lanka in 1891; deze foto toont hem (links) op één van zijn plantages. Zijn knielange laarzen en wit overhemd met stropdas worden gecompleteerd door een sola topi, ofwel tropenhelm. In India stonden Europeanen bekend als topi wallahs (‘helm-mannen’). De topi symboliseerde beheersing van de tropen: naast bescherming tegen de zon gold het als een medische, hygiënische maatregel – en daarmee als een verlengstuk van ratio en wetenschap. Omdat de topi werd gedragen door ambtenaren, militairen en planters was het een teken van autoriteit binnen de koloniale hiërarchie. De foto suggereert dat Hagenbeck de enige actor is in wat hij een ‘tropenparadijs’ noemde. De Sri Lankanen die Hagenbecks plantages bewerkten, zijn volledig afwezig in deze verbeelding. Daarmee blijven de mensen onzichtbaar dankzij wier arbeid Hagenbeck zijn welvaart en vooraanstaande positie bereikte.
Heldhaftige redder

John Hagenbeck, Fünfundzwanzig Jahre Ceylon : Erlebnisse und Abenteuer im Tropenparadies (1922), p.18.
John Hagenbeck vestigde zich op Ceylon als dierenhandelaar, een activiteit waarin beheersing van ‘wildheid’ centraal staat. Op de tekening kan de slang worden beschouwd als een symbool van wildheid of ongetemde natuur. Het is een heldenscène met John Hagenbeck in volle actie. Slanker weergegeven dan in werkelijkheid, is hij herkenbaar aan zijn kleding en onbeweeglijke topi. Als centrale figuur is hij de enige die handelend optreedt. Hagenbeck omschreef de Sri Lankanen in zijn tekst als ‘geen grote helden’ die lijden aan ‘bijgelovige vrees.’ Een van hen is weergegeven als angstige toeschouwer, terwijl de ander zijn handen voor de ogen heeft geslagen. Hagenbeck wordt een toonbeeld van mannelijkheid: een onverschrokken Europese man die het gevaar temt en ‘zwakkeren’ beschermt. De tekening symboliseert de aanwezigheid van de handelende Europese man in een wereld die wordt gekenmerkt door gevaar en passiviteit van de lokale bevolking en legitimeert aldus een koloniale machtsverhouding.
Sporen van autonomie
Zoals deze twee voorbeelden illustreren, werden Duitse nationale identiteit en genderbeelden mede gevormd en verspreid door de populaire cultuur. De uitdaging én waarde van het bestuderen van de Circuscollectie ligt erin om deze stereotypes te herkennen. Evenzeer is het van belang het materiaal uit deze collectie te combineren met foto’s en archiefstukken om actief te zoeken naar de perspectieven van de vertoonde personen en hun sporen van verzet, onderlinge solidariteit en autonomie – hoe subtiel deze ook waren. Zo kan de eenzijdige blik van de koloniale fantasie worden doorbroken.
Parveen Kanhai
Parveen Kanhai was in 2024 Joop Frankvoort van der Meer Fellow en deed onderzoek naar de circuscollecties. Parveen Kanhai studeerde geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Over mensvertoningen schreef zij een bijdrage voor website van het Circusmuseum (2023), en in 2024 is zij gastredacteur voor een themanummer van tijdschrift De Moderne Tijd (2024). Ze assisteerde bij The Menaka Archive, dat reflecteert op dans en digitale archieven. In dit kader werkte ze mee aan de bundel Religious Entanglements Between Germans and Indians, 1800–1945 (Schwaderer en Jonker, 2024).